Aan mijn geliefde dikbil,
ik schrijf een brief nu u het wil.
Ik ben geen prater en geen snater,
maar mijn hart hangt boven u
als een schijthuis boven het water.
Jan Boutkan RIP
Ouwe tuinder
Opa was een echte tuinder. Groot, trots, grappig en lief. Het kaliber van hard werken is nog niemand minder geworden. Met zijn zoon teelde hij van alles. Ik speelde en werkte graag op de tuin. Zaadje in de grond, water erop en later oogsten. ’s-Avonds gingen de kistjes op de aanhanger achter de auto en reden we de oogst naar de veiling. Terug naar huis vlogen we altijd. Het knopje van de ventilator diende dan als propeller van de auto die ook kon vliegen ver boven de lantaarnpalen. Wij geloofden dat.
Hij sprak niet over hectares maar over roedes. Het zal oud Westlands zijn geweest voor een bepaalde oppervlakte. Een toilet was op de tuin niet te vinden. Wel waren er kranten langs de verwarmingspijpen gestoken voor ‘just in case’. Er was een oud schuurtje met gevaarlijk gif voor het gewas. Gewoon zonder slot. Dat hoefde ook niet, want hij had ons wijsgemaakt dat daar de Bulketroet woonde. Geen kleinkind die daar naar binnen durfde te gaan. Het zuiveren van de grond ging met methylbromide. Ook wel metielen genoemd. Hij trok dan een paar potjes open, zette die onder het plastic om vervolgens de kas uit te rennen. Levensgevaarlijk voor iemand die niet vermoedend de kas in zou lopen, maar de Bulketroet had gewoon voor een paar dagen zijn werkterrein vergroot. Een slot op de kas was dan ook nergens voor nodig. O ja, de Bulketroet was ook vaak bij de sloten, dus die leverden ook geen gevaar op voor ons. Ook dat geloofden we allemaal.
Het interne transport bestond uit een bandenkar. De illegaal in Nederland aangekomen Noord-Afrikaanse medewerker was heel sterk. Vol trots en met een sjaggie in zijn mond liep hij de bandenkar naar de schuur. Zijn armen moeten meterslang geworden zijn. Elektriciteit verbruikten we nauwelijks. Dat diende voor wat gloeilampen die telkens werden verhangen met als doel om voor dag en dauw te kunnen beginnen met het bossen van de radijs. Slechts een deel van ‘het lucht’ – goed Westlands voor ramen die open en dicht kunnen – ging elektrisch. Het restant draaiden we handmatig open en dicht. Bij naderende storm werd hele familie opgetrommeld om de boel dicht te draaien en bleef het nog lang gezellig.
Van inkooppieken of capaciteitstarieven had hij nog nooit van gehoord. De kas werd verwarmd door middel van een grote ketel. In de loop der jaren van kolen en olie naar aardgas. De vaste kosten voor het gascontract bedroeg NLG 99,- per jaar. Voor het verbruik gold een eenvoudig variabel tarief. Van buffering had nog niemand gehoord. Was ook onzinnig, als het koud was liet hij gewoon de ketel bulderen. De kas was zo lek als een mandje. “We stoken niet voor het hele Westland” is een bekende uitdrukking. Maar Opa was nog van de generatie echte stokers. Werd het in de kas niet warm genoeg met een bulderende ketel, dan stookte hij fikkies op het pad. Dat ging hem prima af. Naast tuinder was hij ook pyromaan. Mensen van een bepaald milieu daar had hij niet veel mee, dat waren kakkers. Van een andere betekenis van het woord milieu had hij gewoonweg nog nooit gehoord. Werkelijk alles ging gewoon het vuur op en alles werd schoongehouden met gif.
De vliegende auto
Ik mis opa, oma en de tuin nog altijd. Konden we nog maar 1 dag samen zijn. En dan liefst terug naar die tijd en dus op de tuin, gewoon zoals toen. Ouderwets lachen, tussen de middag een warme prak. Allemaal een hele kip, klein tukkie en dan weer de tuin in om radijs te bossen als een speer. En natuurlijk nog even fikkie stoken met die oude pyromaan.
Aan het einde van de middag zouden we die oude oranje auto starten, de ventilatorknop indrukken en vliegen naar het hier en nu. Ik hoor hem tieren over het verdwenen glas in het geliefde Westland, ik voel met hem mee. Maar tegelijkertijd zal zijn mond openvallen van verbazing over de transitie die de tuinbouw heeft meegemaakt. De enorme kassen die niet meer in roedes zijn uit te drukken. De groeilampen, de WKK’s, het interne transport en de robotisering. En dan de energiehuishouding, ik hoor hem nu al zeggen: “het is toch wat, de tuinders stoken niet meer voor het hele Westland”. En we vliegen natuurlijk ook langs de aardwarmtebronnen. Hij kan het niet bevatten, stoken zonder vuur. En het biologisch en duurzaam telen, de Bulketroet is werkeloos geworden.
We landen weer op de Zuidgeestlaan. Precies op tijd voor het avondeten, boterhammen. En daarna het lucht dichtdraaien. Toen geluk gewoon was. We praten na, hij kan het niet bevatten. Er is zoveel veranderd. We spreken af dat we over 30 jaar weer gaan vliegen met de auto. Niet meer die oude oranje met de draaikolk in de tank, maar vast een meer futuristische. Dan vliegen we langs de veranderingen in het energiesysteem. We vliegen langs de vele wind- en zonneparken. De opslagsystemen, slimme netten en wie weet was er dan nog meer ontwikkeld is. Kolen- en gascentrales zijn verdwenen en energie is iets geworden zonder die mooie vlammetjes. Ik zie zijn mond nu al openvallen. Hij zal vast transitie een moeilijk woord van kakkers vinden voor ‘de tijd staat gewoon niet stil’. Maar wat zouden ze trots zijn.
Kon het gewoon nog maar een keer..